5.9.20

Varen





In Friesland, op een bootje
op een meertje in de zomer

stilaan zigzaggend over het water
motor uit, verademende stilte

en dan: lichte jazz vanuit de kajuit

Chet Baker rustig blazend
heeft de avond goudomsierd

terwijl de pan zachtjes pruttelde
en het schip werd aangemeerd

5.6.20

Maaltijdsalade



Plastic bak met bladerige bestanddelen. Een soort emmer voer, waar ik mismoedig met mijn vork in prik. Hiervoor heb ik één voor één de in plastic verpakte ingrediënten op het bedje van sla gedrapeerd. Stroperig droop de vettige saus uit zijn zakje, met de goede bedoelingen nog wat schwung aan de sla te geven. De protagonist van het gerecht, in dit geval falafel, was slechts in klein aantal aanwezig. Plompverloren lagen de vier bruine balletjes op de onderliggende vegetatie. En als dan eenmaal alle inhoud van de pakjes en zakjes bij elkaar is gevoegd en roerloos naast en over elkaar heen liggen, begint het grote husselen. Er zullen ook mensen zijn die dit achterwege laten en terstond de bak met vork (of nog beter: spork) te lijf gaan. Die staat van achteloosheid heb ik nog bereikt. De initiële aanschaf van de bak heeft al voldoende schade gedaan aan mijn eigenwaarde.

Het was een onbeduidende avond dat mijn gedachten niet verder vorderden dan “boodschappen doen”. In de naïeve hoop in de supermarkt overvallen te worden door een eureka-moment, ging ik de deur uit, twee keer de hoek om, tot ik in de Albert Heijn stond. De bakken met Bonus verkochten niets dat enige kooklust in mij opwekte. Toen ik vervolgens voor de groenten stond, leek ergens in de verte een krekelgeluid te weerklinken en ook de vleesvervangers lonkten niet. Doelloos liep ik drie keer hetzelfde rondje, tot ik gedachteloos voor de kant-en-klaar vitrine tot stilstand kwam. De bakken sla stonden roerloos en weinig belovend in hun schap. Eén ervan had een kortingssticker met daarop “weggooien is zonde”. Daar was ik het dan wel weer mee eens. Ik keek nog eens schichtig om me heen, opende de koeling en griste de emmer van z’n plank. De avond was bezegeld. Ik weerstond nog net de verleiding dan ook maar een alcoholische consumptie erbij in mijn mandje te gooien, maar ik wilde de diepten van het dal niet verder verkennen. Niet veel later was ik thuis. Happend uit de bak denk ik aan alle gerechten die ik ook had kunnen maken. Morgen is weer een dag.

10.9.19

Ochtend


Door het dakraam klinken van beneden
de stadsgeluiden van straat

Aanzwellend, wegebbend –
tekenen van leven

Maar onder onze deken
is de tijd iets vertraagd

Nu nog even blijven liggen,
nog even, nog even

27.5.19

Woorden



Vaker denk ik aan schrijven dan dat ik daadwerkelijk schrijf. Vooral 's avonds komt dat voor. Ik hoef niks meer te doen, heb demonstratief mijn telefoon al uitgeschakeld en ben in theorie (en eigenlijk ook praktijk) klaar om naar bed te gaan. Dan plotseling zwelt er een drang naar schrijven aan. Gegrond is die meestal niet – het gaat vooral om het schrijven. Ik pak een schrift en pen en knip nogmaals het tafellampje aan. Maar waar de initiële 'schrijfzucht' nog zo veelbelovend leek, lijkt het bij de daaropvolgende uiting ervan te stokken. Het papier blijft angstvallig leeg, afgezien van de kleine 'bullets' die tegenwoordig zo hip zijn. Waar blijft mijn onderwerp? Een geestige anekdote? Een scherpe observatie, zomaar uit het dagelijks leven geplukt?

Krekelgetsjirp. Een windvlaag door een woestijnlandschap.

Misschien was het ook wel meer het idee van het schrijven dan het schrijven zelf. Mijn bed lonkt. De woorden komen niet en mijn geduld raakt op. Dan knip ik het lampje weer uit.

Morgen zal ik weer denken in woorden. En wie weet schrijf ik ze ook op.